De boomblaadjes beginnen alweer te verkleuren, het blad valt en de vogels gaan weer trekken: de herfst is misschien wel het meest ‘zichtbare’ jaargetijde. Maar hoe ontstaan de seizoenen eigenlijk? Wetenschapsjournalist Govert Schilling zocht het uit.
Vaak wordt gedacht dat de seizoenen ontstaan door de enigszins variërende afstand tussen de aarde en de zon. Inderdaad schommelt die afstand tussen 147,1 en 152,1 miljoen kilometer. Dat verschil is echter niet groot genoeg om de jaarlijkse temperatuurvariaties op aarde te verklaren. Bovendien: als het op het ene halfrond van de aarde winter is, is het op het andere halfrond zomer, en andersom. Daaruit blijkt al dat de oorzaak van de seizoenen niet gezocht moet worden in die wisselende afstand.
In plaats daarvan worden de seizoenen op aarde veroorzaakt door de scheve stand van de aardas. Die staat niet loodrecht op de baan van de aarde om de zon, maar heeft een helling van ruim 23°, zoals elke globe laat zien. Als de ashelling van de aarde 0° zou bedragen, zou er nergens op de planeet sprake zijn van seizoenen, en zouden dag en nacht het hele jaar door even lang duren.
Lange dagen
Door de scheve stand van onze planeet wordt in de maanden mei, juni en juli het noordelijk halfrond van de aarde wat meer door de zon beschenen. In de maanden november, december en januari is er juist op het zuidelijk halfrond meer zonlicht. In de tussenliggende maanden is het verschil minder extreem. Rond 20 maart en rond 23 september staat de zon exact boven de evenaar en ontvangen noordelijk en zuidelijk halfrond evenveel licht en warmte van de zon.
Als het noordelijk halfrond van de aarde meer zonlicht ontvangt, duren de dagen lang en de nachten kort. In het poolgebied verdwijnt de zon zelfs helemaal niet onder de horizon. Daar is dan de middernachtzon te zien. Niet alleen duren de dagen lekker lang, ook staat de zon midden op de dag hoog aan de hemel, zodat het aardoppervlak effectief wordt opgewarmd. Op het noordelijk halfrond is het nu zomer. Maar op het zuidelijk halfrond, dat juist minder zonlicht ontvangt, is het winter.
Poolnachten
Een halfjaar later, als de zon vooral tegen de ‘onderkant’ van de aarde aan schijnt, duren op het noordelijk halfrond de dagen kort en de nachten lang. In het Noordpoolgebied komt de zon zelfs geruime tijd helemaal niet boven de horizon. Daar heerst de poolnacht. De dagen duren niet alleen kort, de zon staat midden op de dag ook laag boven de horizon. De aarde wordt daardoor nauwelijks opgewarmd. Op het noordelijk halfrond is het nu winter. Maar op het zuidelijk halfrond is het juist zomer.
Lees ook het natuurblog over het wisselen der seizoenen.
Foto header: Linda Steentjes