De wolf heeft zich in Nederland gevestigd, dat is een feit. Zie hier. Hoog tijd dus voor wat leuke weetjes over dit slimme zoogdier.
1. Voedsel Een wolf eet grote zoogdieren als reeën, herten en dus ook schapen en koeien. Vaak eet een wolf ook kleinere dieren zoals muizen, konijnen en eekhoorns. De wolf eet ook vis, krabben en aas (soms zelfs dode soortgenoten).
2. Lang zonder eten Wolven kunnen dagenlang zonder eten, maar als ze een grote prooi hebben gedood, kunnen ze tot wel 9 kilo vlees ineens opschrokken.
3. Voortplanting Wolven vormen koppels die levenslang bij elkaar blijven. De paartijd is laat in de winter of vroeg in de lente; hoe noordelijker het leefgebied, des te later valt de paartijd. Het vrouwtje werpt na een draagtijd van 2 maanden een nest van 4-6 welpen.
4. Jonge wolfjes De welpjes worden meestal geboren in de late lente of vroege zomer.Op dat moment zijn er doorgaans ook extra veel prooidieren. De welpjes worden blind en doof geboren en hebben een korte en zachte, grijsbruine vacht. Ze wegen bij de geboorte 300 tot 500 gram. Na 9 tot 12 dagen beginnen ze te zien . De melkhoektanden komen uit na een maand. Ze verlaten het nest voor het eerst na drie weken. Wanneer ze 1,5 maand oud zijn, zijn ze sterk genoeg om te vluchten voor gevaar.
5. Het wolvengezin Wolven leven in roedels, die bestaan uit een alfamannetje, een vrouwtje en hun welpen van dit jaar en de jongen van het voorgaande jaar. Jongvolwassen dieren verlaten de roedel in hun tweede levensjaar om een eigen territorium te vinden. Een roedel kan 3 tot 30 dieren omvatten.
6. Lichaamstaal De regels in de roedel worden gehandhaafd met lichaamstaal: staart omhoog en fier op de poten betekent dominantie. Staart omlaag en laag op de poten betekent onderwerping. Oren recht omhoog en ontblote tanden betekent woede en agressie. Een wolf die een situatie niet vertrouwt, zal zijn oren naar achteren houden en zijn ogen dichtknijpen. Angst? Dan gaan de oren plat tegen de kop. Onderwerping toont een wolf door op zijn rug of zij te gaan liggen en de dominante wolf zijn onbeschermde buik te tonen. Wil een wolf spelen, zal hij dansen en speels ‘buigen’ naar zijn speelmaatjes.
7. Geur Wolven gebruiken urine en ontlasting om hun territorium te markeren. Wolven kunnen elkaar waarschijnlijk ook herkennen aan elkaars urinegeur. Ze gebruiken urine ook om plekken te markeren waar een voedselvoorraad was begraven die nu op is. Zo weten andere wolven dat ze daar niet meer hoeven te zoeken naar eten.
8. Communicatie Huilen, grommen, blaffen, keffen en janken worden allemaal als communicatiemiddel gebruikt. Door te blaffen of keffen, waarschuwt een wolf een ander; moeders waarschuwen hun welpen er bijvoorbeeld mee voor gevaar. In combinatie met huilen is het een waarschuwing voor andere roedels: wegwezen hier! Janken betekent: ik geef op, als een andere wolf zijn dominantie wil afdwingen. Moederwolven laten door te janken ook weten dat ze hun welpen willen zogen. Ook grommen is een waarschuwing. Huilen doen wolven meestal voor langeafstandscommunicatie. Het wordt gebruikt om de roedel bij elkaar te houden, andere roedels weg te jagen en territoria te beschermen. Maar wolven huilen ook als ze gewoon met elkaar willen spelen.
9. Vijanden De wolf heeft weinig vijanden. De jagende mens is zijn belangrijkste tegenstander. Buiten de mens blijken tijgers de enige serieuze roofdieren van de wolven te zijn. In de gebieden waar wolven en tijgers samen voorkomen, zoals in oost Rusland, hebben de twee soorten een overlappend dieet, wat resulteert in concurrentie.
10. Komt onze hond van de wolf? De verwantschap tussen de wolf en de door de mens gedomesticeerde hond is al heel lang een onderwerp van discussie. Sommige wetenschappers vermoedden dat de gewone jakhals als de voorouder van onze hond is en niet de wolf. Maar DNA-onderzoek wijst nu toch meer in de richting van de wolf. Het verschil in DNA tussen de wolf en de hond is minimaal.
Meer weten en horen over de wolf?
Beluister dan de Roots natuurpodcast Het Jaar van de Wolf waarin we je meenemen in het leven van dit mysterieuze roofdier.