In de rubriek In de ban van… komen mensen aan het woord die een bijzondere fascinatie hebben voor één speciaal aspect van de natuur. Deze maand boswachter Johann Prescher: als kleuter raakte hij in de ban van slangen, als vroege tiener zag hij zijn eerste adder. Hij bleef zijn slangenliefde trouw en zoekt nog altijd met liefde naar adders onder het gras.
“Mijn slangenfascinatie begon al vroeg”, vertelt Johann Prescher (34). “Ik zal een jaar of vijf, zes geweest zijn. We gingen naar het bos; mijn ouders, mijn zusjes en ik. Een van mijn zussen zei: ‘Daar in het gras zitten adders, die zijn giftig, pas maar op!’ Ze maakte het spannend en ik vond dat leuk. Dus ik begon een beetje naar de slangen uit te kijken. Bij één van de volgende bosbezoeken zag ik een ringslangetje. ‘Pas maar op,’ zei mijn moeder, ‘straks is het een adder.’ Maar ik wist het zeker. Ik had het zelf in de boeken gezien die mijn ouders me hadden gegeven.” Het ringslangetje heeft een groot effect. Prescher is meteen verkocht, wil alleen nog maar slangen zien.
Dikke hand
Op zijn veertiende wordt Prescher voor het eerst gebeten. “Het was een klein addertje. Ik had hem met twee handen vast, tot er een teek over mijn been liep. Met één hand liet ik de adder los, met de andere kneep ik net iets te hard. Hij beet in mijn duim. Die werd dik. Héél dik. Ik moest naar het ziekenhuis. Gelukkig heb ik er niets aan overgehouden, ook geen angst. Wel verboden mijn ouders me naar de heide te gaan. Maar ik ging toch, en nam klasgenootjes mee. Eén keer hield ik mijn hand even voor een adder die op het pad lag. Normaal gesproken deinzen ze dan terug, maar nu niet. Weer gebeten! Voor de tweede en laatste keer. Mijn puberbrein kon duidelijk de risico’s niet inschatten. Gelukkig werd het niet dik; de beet was droog, dan gebruikte de slang geen gif. Het maakte wel indruk; die klasgenootjes weten het nóg.
Aan de slag bij Natuurmonumenten
Rond dezelfde tijd fietste ik een keer naar het Dwingelderveld om een gladde slang te zoeken. Onderweg kwam ik langs het bezoekerscentrum in Ruinen. Daar stapte ik naar binnen en zei dat ik excursies wilde geven over slangen. Natuurlijk was ik nog te jong, ik was vijftien! Ze raadden me aan om contact op te nemen met Natuurmonumenten-boswachters André Donker en Dick van Dorp. Van Dorp deed adderonderzoek. Ik belde ze op en mocht mee! Ze vertelden me van alles over slangen. Ik ging ook monitoringsroutes lopen.” En dat doet Prescher nog steeds, nu als vrijwilliger naast zijn werk als boswachter.
Roots ging met hem mee om adders te zoeken, en de ‘opbrengst’ viel niet tegen. Je leest er alles over in Roots juni. Daarin lees je ook welke drie slangen in Nederland voorkomen en hoe je dat drietal uit elkaar houdt.
Roots juni
Naast dit artikel over slangen lees je veel meer in Roots juni, o.a.:
– Wandelen in Zuid-Hollandse wilgenjungle Klein Profijt
– Nederlands oudste boom: Bonaires wayaká van 1.000 jaar
– De kwestie: doet Staatsbosbeheer genoeg aan natuurbeheer?
– Sterren kijken met Govert Schilling
– Natuurommetje door Drents hoogveen
– De natuur van Tenerife oogt buitenaards
– Op audiëntie bij de koninginnenpage
– Roots Tiny Forest: biodiversiteit op de vierkante meter
– De columns van Saskia van Loenen en René Krekels
Pak Roots mee uit het winkelschap of bestel ‘m eenvoudig online via de webshop – tot en met 22 juni betaal je geen verzendkosten.
Meer lezen over slangen
- Heeft een ringslang giftanden? Je leest het antwoord hier
- De lente is het beste seizoen om een zwemmende ringslang te zien
- Oppassen voor de adder, dat is het advies wanneer je door een heidegebied wandelt. Roots vraagt zich af of schapen die op de heide grazen, weleens door adders worden gebeten. Roots-expert Jelger Herder zocht het uit – je leest het hier.
CREDITS: TEKST MARJOLEIN VAN ROTTERDAM | FOTO iSTOCK (FOTO BOVENAAN) & JOS DEN BOER