Hoe vertrouwd kan een nieuwe plek zijn? Aan welke elementen moet een landschap voldoen om je er thuis te voelen? Waddenliefhebber Gemma Venhuizen zet voor het eerst voet aan wal op het Duitse eiland Borkum, dat bereikbaar is met de boot vanuit de Eemshaven.
Zilvermeeuwen die rond de boot cirkelen. De zilte geur van het slib, vermengd met een vleugje zoet – duindoornbessen? Klotsende golven, wuivende mensen op de kade… Er bestaat zoiets als een grensoverschrijdend waddengevoel, besef ik bij het binnenvaren van de haven van Borkum. Tientallen keren zette ik voet aan wal op Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog – soms vanaf de veerboot, soms met zompige gympen van het wadlopen. En elke keer dacht ik dat het vertrouwde gevoel dat ik ervoer bij die eilanden samenhing met mijn herinneringen die ik er had opgebouwd. Maar die essentie van het Wad blijkt universeler: ook op Borkum voel ik me direct thuis.
Op pad met avonturiersblik
En dat terwijl er toch genoeg verschillen zijn. Nooit eerder zag ik een Waddeneiland met zoveel hoge bebouwing. Of met een felgekleurd dieseltreintje, dat me direct na aankomst over de ‘Kleinbahn’ naar het dorp brengt. Misschien is het de menselijke neiging tot categoriseren, denk ik terwijl de trein tussen de weilanden doorrijdt. We zoeken naar het vertrouwde, hoe ver van huis we ook zijn. Niet toevallig kregen door Nederlanders ontdekte landen en nederzettingen eeuwen geleden namen als NieuwZeeland en Nieuw-Amsterdam: plekken om je ook ‘in den vreemde’ thuis te voelen.
En toch: té vertrouwd kan algauw aanvoelen als saai, en ervoor zorgen dat je minder aandachtig om je heen kijkt. Daarom besluit ik, nadat een bus me vanuit het stadje Borkum naar het dorp Ostland heeft gebracht, te wandelen met een avonturiersblik. Niet als de doorgewinterde waddenfan, maar als een ontdekkingsreiziger op onbekend territorium. Elke voetstap een nieuw avontuur.
Zo bezien zijn zelfs de prullenbakken in het dorp (oranje, met een knipogend poppetje en de tekst ‘Danke’) plotseling interessant. En nog nooit was ik zo opgetogen bij het zien van konijnenkeutels. Ze liggen op een duinhelling langs het pad, op het groene, vochtige mos. Een tafereel dat ik honderden keren eerder zal hebben gezien op de Nederlandse waddeneilanden – ik herinner me een winters bezoek aan Terschelling waarbij de keutels met een dun laagje rijp waren bedekt. En toch voelen de konijnenkeutels hier op Borkum exotischer, puur omdat ze deel uitmaken van door mij nog onbetreden gebied.
Van pacman naar witwanggans
Tot 1863 bestond Borkum uit twee eilanden: Westland en Ostland, die door een kreek van elkaar gescheiden werden. Door de aanleg van de Tüskendördam (die resulteerde in de Tüskendörsee, een meer waar soms lepelaars te zien zijn) kwamen de eilanden samen. Op de wandelkaart oogt Borkum nu als het jaren-tachtigcomputerfiguurtje pacman: een opengesperde muil, klaar om buureiland Juist te verslinden.
Wat die vorm betreft is Borkum het buitenbeentje onder de waddeneilanden. Niet langgerekt, maar hoefijzerachtig, met de opening richting het oosten. De buitenrand van dat hoefijzer bestaat uit zand, de binnenrand uit polders. Zodoende wandel ik op de scheidslijn tussen duin en weide. Rechts van het pad strijkt een grote groep brandganzen neer in het gras. Witwangganzen, letterlijk vertaald uit het Duits. De Duitsers kennen ook een eigen brandgans, vertelde een enthousiaste vogelaar me op de veerboot, maar die soort is in Nederland bekend als de bergeend.
Ostbake als ijkpunt
Links van het pad is het landschap glooiender. In deze Kobbedünen liggen her en der bunkers verscholen onder het zand. Restanten uit de Tweede Wereldoorlog, toen Borkum als belangrijke buitenpost voor de Duitsers diende. Vanaf hier namen Duitse troepen op 10 mei 1940 ook het nabijgelegen Rottumeroog in, vanwege de strategische positie van het Nederlandse eiland.
Ik zet koers naar een ander bouwwerk: het Ostbake, een van de drie negentiendeeeuwse bakens op Borkum. Ooit bedoeld als navigatiehulpmiddel voor de scheepvaart dient het Ostbake tegenwoordig vooral als ijkpunt voor de struinende wandelaar. Vlak naast het baken staat een man die niettemin wat verdwaalt oogt: ontbloot bovenlijf in hartje winter, slippers aan zijn voeten. Een badgast op weg naar
het strand? Of een kuurwandelaar, genietend van het befaamde ‘Hochseeklima’? Van oudsher kwamen veel Duitsers naar Borkum om te kuren – vanwege het hoge jodium- en zoutgehalte zou zowel de lucht als het zeewater hier extra heilzaam zijn.
Grijze duinen
De klim naar het verderop gelegen uitzichtduin is in ieder geval goed voor lijf en leden. Vanaf de top is het kwelderlandschap mooi te zien: naar het oosten strekken zich de Hahlingtjes uit, zogeheten grijze duinen, die veel gevarieerder zijn in hun begroeiing dan de hogere helmgrasduinen (ook wel bekend als witte duinen). Borkum is met 560 plantensoorten het Oost-Friese waddeneiland met de grootste
verscheidenheid aan vegetatie: je vindt hier in de Hahlingtjes door het jaar heen kenmerkende kustsoorten als langarige zeekraal, Deens lepelblad, vroege ogentroost en Engels gras. En slib, véél slib, merk ik als ik uitglijd en languit op het pad beland.
Tegemoetkomende wandelaars kijken geïmponeerd naar mijn bemodderde broek, en houden gepast afstand – al kan dat ook komen door de moddergeur die ik verspreid. Gelukkig kan ik droogwaaien op het strand. Aan mijn voeten liggen sculpturen van zand, vormgegeven door de wind: uitblazingsvlakken naast mini-duintjes. Wit, droog zand stuift over het grijze natte zand heen. Ik stap voorzichtig over de mooiste schelpen heen.
Even pootjebaden in de branding, en dan weer landinwaarts, weg van het strand. De duinvallei is plaatselijk zó nat dat ik bijna beter op blote voeten had kunnen blijven lopen. Maar afgezien van een los naadje bij mijn rechterteen blijken mijn schoenen gelukkig waterdicht.
Een slingerpaadje voert vanaf het natte duin naar een breed, tweesporig zandpad: een restant van de Ostlandbahn, óók een treinspoor, in de twintigste eeuw aangelegd voor militaire doeleinden. In tegenstelling tot het spoor vanuit de veerhaven raakte de Ostlandbahn na de Tweede Wereldoorlog in onbruik, en werden de rails afgebroken. En dus neem ik de bus terug uit Ostland naar Borkum-Stad, om
nog even over de boulevard te flaneren. In de verte ligt een zeehond op een zandplaat, en op de kant pikt een zilvermeeuw aan een verdwaald patatje. Terug bij mijn appartement valt me bij het uitdoen van mijn modderschoenen de deurmat op: ‘Welcome Home’. En inderdaad: ondanks alle avonturen voelt Borkum
vooral als thuiskomen.
Zin om deze route te wandelen? Download hier gratis de routekaart en de routebeschrijving. Wil je ook de gratis gps-track? Mail dan naar: daniel.mulder@newskoolmedia.nl.”
Tekst: Gemma Venhuizen / Foto’s: Marcel van Kammen.