Wie een wandeling maakt over de Veluwe ziet overal omgewoelde bosgrond. Dat is het werk van wilde zwijnen. Zoogdierexpert Jasja Dekker legt uit waarom ze dat doen en wat de gevolgen zijn.
Wilde zwijnen wroeten in de bosbodem omdat hun maag knort. Ze zoeken er naar eikels, beukennoten, plantenwortels en bodemdieren. Maar als ze bij het wroeten op een voorraadkamer en of zelfs een nest van bosmuizen stuitten, trekken ze daar hun snuit niet voor op.
Opvallend is dat in mastrijke jaren, jaren waarin bomen veel eikels en beukennoten produceren, juist veel wordt gewroet in vooral oude grasmatten van wegbermen, weilanden, sportvelden en tuinen. De theorie is dat de dieren door het eenzijdige dieet van eikels en beuken meer behoefte hebben aan eiwit; looizuur in de eikels zorgt namelijk voor een slechte opname van eiwit. Tijdens het wroeten zoeken ze dan ook met name naar eiwitrijke emelten of regenwormen, en vooral in het najaar, als ze opvetten voor de winter.
Vandalen
Voor eikels en beukennoten zoeken zwijnen de bodem ondiep door, maar op zoek naar knollen of bodemdieren kan de bodem tot ruim 50 centimeter diep worden omgeploegd. Ze zoeken op de geur, maar om voedsel te vinden woelen de dieren meestal grote stukken helemaal om.
Door dat wroeten lijken het echte vandalen, en in landbouwgebied kunnen ze ook echt flinke schade aanbrengen, maar in natuurgebieden heeft het wroetgedrag positieve effecten. Door het omploegen beïnvloeden zwijnen de samenstelling van het bos. Sommige planten kunnen beter tegen wroeten dan andere. Zo legt de adelaarsvaren in de wortelstokken een ondergrondse voedselvoorraad aan waar zwijnen dol op zijn. Deze plantensoort herstelt gemakkelijk van die ondergrondse vraat, maar andere planten zijn daar niet toe in staat.
Door regelmatig te wroeten kan een zwijn soorten die daar goed tegen kunnen dus bevorderen en andere benadelen. Wilde zwijnen hebben ook invloed op bomen. Regelmatig wroeten zorgt ervoor dat eik en beuk zich minder verjongen: er zijn op veel bewroete plekken minder zaailingen en jonge boompjes.
Zwijn als bosbeheerder
Wroeten kan andere planten juist helpen zich te vestigen, door het openen van de grasmat en het creëren van een goed kiembed. Planten die in een dikke humuslaag of onder een dichte vegetatie niet kunnen kiemen, kunnen zich op de opengewroete plekken vestigen. Dat zijn vaak planten met zaden die lang kiemkrachtig blijven; ze zijn daardoor aangepast aan de onregelmatige ‘verstoringen’ van de bodem door zwijnen. Het zijn de enige dieren in Nederland die op deze schaal de bodem beroeren en daarom een bijzonder deel van het bosecosysteem.
Meer leuke natuurvragen
- Wat eten de wolven in Nederland eigenlijk? Schaap, ree…?
- Hoe ontstaat boomschuim aan de voet van een boom?
- Leven er bloedzuigers in Nederland?
Nog meer fascinerende natuurvragen
In de nieuwe Roots van mei vind je 3 pagina’s vol leuke natuurvragen. Nieuwsgierig geworden? Bestel dan het meinummer eenvoudig online. Gebruik de kortingscode ‘GRATIS’ en je betaalt geen verzendkosten.”