In de rubriek In de ban van… komen mensen aan het woord die een bijzondere fascinatie hebben voor één speciaal aspect van de natuur. Deze keer, in Roots november, taalkundige Toine Andernach. Hij heeft twee liefdes: vogels en taal. Die combinatie zorgt voor bijzondere inzichten – en verhalen.
In de Nieuwe Driemanspolder bij Zoetermeer vliegt een houtsnip op. “Een prachtvogel!”, roept Toine Andernach, schrijver van Baardman & boterkontje – de vogel en zijn naam en het in november te verschijnen Het mooie vogelwoorden boek, boeken over mooie vogelwoorden dus.
“Het eerste deel van zijn naam verwijst naar het bos. Het tweede deel naar de lange snavel. Woorden die met sn beginnen hebben vaak scherp of spits in hun betekenis.” Snavel in het bos. De houtsnip is een makkie? “Ja, maar gelukkig is het meestal minder eenvoudig om de herkomst van vogelnamen te achterhalen”, zegt Andernach. “Het gaat mij om het speuren. Dat je er niet altijd uitkomt is dan helemaal niet erg. Veel weten we gewoon niet en niet alles is zwart of wit. In mijn boek schrijf ik vaak dat het zus kan zijn, maar ook zo.
Spannende ontdekking
Soms doe je een ontdekking. Dat is dan heel spannend. Het gebeurde met de smient. Ik had contact over zijn naam met een onderzoeker van het Protogermaans, de gereconstrueerde oertaal van het Nederlands. Lang werd gedacht dat ‘smient’ een samenstelling was van smēha (Protogermaans voor klein) en anat, eend. Maar smeha kan volgens klankwetten eigenlijk niet in ‘smi’ veranderen. De enige mogelijkheid is dat ‘smi’ van ‘smeuh’ komt, een raadselachtig woord waarvan de oorsprong onbekend is. Ik kwam er dus achter dat we het eigenlijk niet weten, prachtig!”
Van voetbal af
Als puber was Andernach een fanatieke vogelaar. Bij de Jeugdnatuurwacht van Zaltbommel ging hij met alle vogelexcursies mee en raakte compleet in de ban. “Ik ging er zelfs voor van voetbal af. Mijn ouders hadden er niets mee van doen. Het kwam uit mezelf.” Toch zakte de liefde voor vogels na de middelbare school weg. Andernach ging taal en literatuurwetenschap studeren en de vogels leidden in zijn hoofd een slapend bestaan – tót hij rond 2015 het vogelen herontdekte. “Het was heerlijk! Ook omdat er nu andere dingen opvielen. Zoals dus de namen van vogels. Vaak kloppen die helemaal niet.
Een klapekster is geen ekster
Een buidelmees is geen mees, een klapekster geen ekster, een steppevorkstaartplevier – de langste aaneengesloten Nederlandse vogelnaam! – geen plevier, een heggenmus geen mus en een nachtzwaluw geen zwaluw. Maar waarom heten ze dan zo?
Al snel ontdekte ik dat het speuren naar vogelnamen een groot genoegen is. De ontwikkeling in namen alleen al is mooi om te zien. Het woord aars was vroeger heel normaal, nu wordt het gezien als plat. In vogelnamen, zoals de dodaars, kom je ‘aars’ nog wél tegen. Dat gebeurt niet consequent, maar dat vind ik juist leuk.”
Waarom de fuut fuut heet
“De fuut heette vroeger aarsvoet, omdat zijn voeten ver naar achteren staan. Voet werd fuut, en de aars viel eraf. De fuut heet dus geen fuut omdat hij fuut zegt. Dat was ook een verrassing.”
Het vervolg van dit interview, en meer vogelnamenweetjes, vind je in Roots november.
Gezocht!
Ken je of ben je iemand met een fascinatie voor één speciaal aspect van de natuur, laat het ons weten! Mail naar info@rootsmagazine.nl en vertel in het kort wat je fascinatie is.
Tekst: Marjolein van Rotterdam
Foto bovenaan: Cees Uri