Het lijkt alsof er steeds meer kraaien zijn, in tuinen en parken. Eigenlijk gaat het daarbij niet alleen om de kraai, maar alle kraaiachtigen. Denk aan de roek, de kauw of de ekster. Ze zijn niet altijd even geliefd. Dat komt voornamelijk doordat de meeste alleseters zijn. Ze plukken zo je gewas kaal.. Maar worden het er ook inderdaad steeds meer?
Organisatie Sovon Vogelonderzoek weet deze vraag te beantwoorden. Zij doen ieder jaar vogeltellingen en hebben een goed beeld van de vogelstanden in het land. Zij melden dat de kraaienfamilie niet toeneemt, hij verplaatst zich alleen maar.
Door de verdwijning van nestgelegenheid op het platteland verhuizen veel vogels naar de bebouwde kom. Logisch dus dat ze ons meer opvallen als ze dichter bij ons komen wonen. Bomenlanen en bosjes moeten steeds vaker wijken voor bebouwing. Deze bebouwing biedt weer een geschikte plek voor een nest. Kauwen bijvoorbeeld bouwen graag een nest onder het dak of in een schoorsteen.
De betere nestgelegenheid gaat gepaard met het wijde voedselaanbod in de bewoonde wereld: een omgevallen prullenbak, muisjes of kleinere vogeltjes zijn er in overvloed te vinden. De meningen over deze migratie zijn in ieder geval verdeeld. Sommige mensen zien vooral de overlast. Sommige mensen zien ook de schoonheid van het dier wel. Zij nemen wat meer de tijd om het dier te bestuderen. Het zijn intelligente vogels die vaak gereedschap als een tak of steen gebruiken bij het eten en hebben een uitstekend geheugen.
Jonge kraai, foto: Tilly Meijer
