Er zijn de laatste tijd veel alarmerende berichten over de achteruitgang van het het aantal insecten, de libellen blijken echter een uitzonderingspositie in te nemen.
Naar aanleiding van een groot Duits onderzoek werd onlangs de noodklok geluid voor de insecten. Veel soorten gaan dramatisch snel hard achteruit. Voor velen kwam deze mededeling niet als een verrassing, een zomers autotochtje leverde vroeger een voorruit vol insectenlijkjes op. Dat is nu stukken minder.
Maar de libellen blijken niet mee te doen aan deze achteruitgang. Hoe dat kan? Libellen zijn vooral afhankelijk van de hoeveelheid water en de kwaliteit van het water. In de tweede helft van de vorige eeuw was de kwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland nogal slecht. Dat had zeer negatieve gevolgen voor de libellen. Maar de afgelopen decennia is de kwaliteit van rivieren, sloten en plassen enorm verbeterd en daar hebben ze van geprofiteerd.
4 soorten
Het aantal libellen is sinds het begin van deze eeuw redelijk stabiel. Opvallend is wel dat meeste exemplaren tot de vier belangrijkste soorten behoren. Als je een libel tegenkomt heb je meer dan vijftig procent kans dat het een azuurwaterjuffer, lantaarntje, watersnuffel of viervlek is.
Wetenschappers zijn gematigd optimistisch: wat gelukt is met de waterkwaliteit zou ook moeten lukken met de kwaliteit van de grond. Zodat veel meer insecten weer een boost kunnen krijgen!
Azuurwaterjuffer, foto: Chris Ruijter
