In het voorjaar krijgt de vos weer zijn zomervacht en verliest zijn warme winterjas.
In de herfst ontwikkelt de wollige ondervacht van de vos zich tot een hele warme deken, waarmee hij alle vorst en sneeuw makkelijk aankan. De ondervacht wordt dikker. Je ziet dat aanvankelijk niet, omdat zijn wollige ondervacht aan het zicht onttrokken wordt door zijn dekharen.
Van die wollige onderharen heeft hij er veel veel. In de winter groeien er zo’n 1200 op één vierkante centimeter. Nu de vos weer overschakelt naar zijn zomerjas blijven er zo’n 600 donsharen per vierkante centimeter over.
Het uiterlijk van de vos verandert hierdoor flink. In de winter ziet de meest magere vos er nog goed gevuld uit, dankzij z’n goed isolerende bontjas. Maar ’s zomers kunnen sommige vossen er heel slank uitzien.
Vachtkleur
De vacht is over het algemeen roodbruin, maar kan ook beige tot helderrood zijn, of zelfs zilverkleurig tot zwart. De achterkant van de oren is zwart, evenals de onderbenen. Sommige dieren hebben een witte staartpunt; veel vossen hebben in ieder geval enkele witte haren rond het puntje van de staart. In de paartijd heeft het vrouwtje nog een speciale roze glans over de vacht aan de onderzijde.
Foto: Ernst Granneman
