Een zwartblauwe rapunzel vinden is niet eenvoudig, want de frivool bloeiende plant is zeldzaam. Om de plant in het wild te behouden voor onder meer Noord-Brabant worden ze zelfs handmatig bestoven via een kweekprogramma. Ook in Drenthe werkt Staatsbosbeheer aan de bescherming door experimenteel bij te zaaien.
In een graslandje langs het Drentse beekje Oudemolense Diep, beweegt Edwin Dijkhuis voorzichtig met een metaaldetector heen en weer tussen grassen, moerasspirea, dagkoekoeksbloem en scherpe boterbloem. Af en toe draait de senior-projectleider van Floron, een organisatie die de Nederlandse wilde planten onderzoekt en beschermt, aan een knop om het signaal van de detector bij te sturen. “Vorig jaar hebben we in dit veldje in vier vakken van 50 bij 50 centimeter de zaden van de zwartblauwe rapunzel ingezaaid. Om de proefvakken terug te kunnen vinden, is bij ieder vak een metalen tentharing in de grond geslagen”, vertelt Dijkhuis. Maar de metaaldetector hapert. En het vinden van de vakken met de minuscule kiemplanten blijkt een lastige klus.
In bloei is de zwartblauwe rapunzel (Phyteuma spicatum subsp. nigrum) een opvallende verschijning. Niet alleen vanwege de paarsblauwe, bijna zwart gekleurde bloemblaadjes. Ook de bloei, die verloopt van onderen naar boven, van de aarvormige bloem is bijzonder. Een half uitgebloeide zwartblauwe rapunzel lijkt een beetje op een spetterend paars vuur dat een kruitspoor volgt. Heb je eenmaal een zwartblauwe rapunzel gespot, dan vergeet je de plant niet snel meer. Overigens zal dat niet snel gebeuren. Want op de rode lijst van vaatplanten uit 2012 staat de soort te boek als ‘bedreigd’.
Leverancier van nectar
Een van de laatste Nederlandse bolwerken van de zwartblauwe rapunzel is nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa. Staatsbosbeheer, Floron en de Werkgroep Florakartering Drenthe (WFD) werken hier sinds 2014 aan een soortbeschermingsproject. “Veertig tot vijftig jaar geleden zagen de velden hier zwart van de zwartblauwe rapunzels”, vertelt Dijkhuis terwijl hij op zijn knieën zit en speurt naar de minuscule niervormige blaadjes van net ontkiemde rapunzels. “De plant groeit vooral in de beekdalhooilanden in het zuiden en oosten van Nederland. Ook langs bospaden en op lichte plekken in bosranden kun je ze vinden.” Het inzaaien van zwartblauwe rapunzels op nieuwe plekken is een van de manieren om populaties weer met elkaar in verbinding te brengen.
“De plant is een sieraad voor de Drentsche Aa”, meent Harry Offringa van Staatsbosbeheer. Desondanks is het in een halve eeuw tijd hard bergafwaarts gegaan met de plant, die een belangrijke leverancier is van nectar en stuifmeel voor met name hommels – de afname in kilometerhokken is sinds 1950 tussen de 50 en 75 procent. Een belangrijke oorzaak is dat de Drentsche Aa natter is geworden door het verhogen van de grondwaterstand. Daarom vind je zwartblauwe rapunzels vooral nog op de hoger gelegen stukken oeverwal langs de beekjes.
Bestuiving met de hand
In Noord-Brabant is de situatie zorgwekkender. In 2013 werden nog slechts vijftien bloeiende planten gevonden, die verspreid stonden over vier locaties. Om de soort te behouden voor Noord-Brabant werkt Floron daarom samen met het Brabants Landschap, Staatsbosbeheer en Science4Nature, een stichting die zich inzet voor het behoud van biodiversiteit via onderzoek en actie.
Omdat er in Noord-Brabant nog zo weinig groeiplaatsen zijn, vindt er geen uitwisseling van zaden of stuifmeel meer plaats tussen de verschillende populaties. De levensvatbaarheid van de populaties staat op het spel. “Daar komt bij dat de zwartblauwe rapunzel extra kwetsbaar is voor verlies van genetische diversiteit”, vertelt Sheila Luijten van Science4Nature. “Wanneer er planten verdwijnen gaan ook de genetische varianten verloren. En die zijn juist weer nodig voor een goede kruisbestuiving en zaadproductie.” Daarom heeft Science4Nature in een kas in Amsterdam honderden zwartblauwe rapunzels opgekweekt (uit zaad uit Noord-Brabant) en handmatig bestoven.