Afgelopen week was redacteur Paul Böhre aan het klussen in de tuin. Op een avond ziet hij in de schemer een paar keer een vleermuis laag wegvliegen in de hoek van de bijkeuken. De volgende avond besluit hij op wat grotere afstand te posten met verrekijker. Wat blijkt: hij heeft drie huisvleermuizen!
Gewone- en ruige dwergvleermuizen zijn voor hun verblijfplaatsen sterk aan de menselijke omgeving gebonden. Kraamkolonies worden hoofdzakelijk in gebouwen gevormd, meestal in de spouwmuur of onder een houten dakbedekking. Mannetjes kunnen aangetroffen worden achter vensterluiken, in spouwmuren, onder dakgoten en eveneens in holle bomen. In ons huis verblijven er drie dieren onder het dak van onze bijkeuken. Overdag zijn ze niet te zien, kruipen ze blijkbaar weg in een holletje. Maar rond de klok van tien horen we wat geklauter van nageltjes, waarna ze een voor een uitvliegen iets na 21 uur.
Behendige vlieger
De dwergvleermuis weegt 4-9 g en is heeft een vleugelspanwijdte van 180-250 mm. Er bestaan drie soorten in Nederland, de gewone-, ruige- en kleine dwergvleermuis). Een duidelijk kenmerk is de bruine vacht en donkere kop, kleine oortjes. In vergelijking met de meeste andere soorten vleermuizen hebben dwergvleermuizen vrij smalle vleugels in verhouding tot hun grootte. Hierdoor kunnen ze zowel langzaam als vrij snel en behendig vliegen. Ze flappen later op de avond geregeld over onze tuin en voor het huis langs, evenals de veel grotere laatvlieger.
Eigen huisvleermuizen
Kraamkolonies bevinden zich vaak in gebouwen met een donkere dakbedekking, ons schuurdak heeft dat ook. En het liefst moet het dak zo gesitueerd zijn, dat ze voor het grootste deel van de dag door de zon beschenen worden, wat voor een gunstig microklimaat kan zorgen. Ook dat klopt. Zwarte dakbedekking geeft zijn warmte traag af, waardoor er ’s nachts toch nog een stabiele temperatuur heerst in de kolonie, wat uiteraard de achtergelaten jongen ten goede komt.
In ons geval gaat het (denk ik) om een mannetje en een vrouwtje met een jong. Ze vliegen ongeveer 10 minuten na elkaar uit. Eerst het mannetje, daarna het vrouwtje, en een paar seconde later het jonge dier. Ze eten vooral muggen, dansmuggen, schietmotten en veel nachtvlinders: vooral insecten tussen de 1 en 12 mm die op dat moment het meest talrijk zijn.
Territorium
In onze streken hebben de vrouwtjes meestal 1 jong, die tussen eind mei en juni worden geboren. Na 4-8 weken zijn ze vliegvlug. Vanaf eind juli vallen de kraamkolonies uiteen, verspreiden de vrouwtjes zich en gaan op zoek naar het gezelschap van baltsende mannetjes. Die nemen al tijdens de kraamperiode vaste territoria in van ongeveer 1 ha en verdedigen hun territorium hevig tegen andere indringers wanneer de paartijd aanbreekt. Het doel is zoveel mogelijk vrouwtjes te lokken voor de paring (haremvorming). De grootste harems zijn gevormd tegen eind augustus. Op een frequentie van ongeveer 18 kHz kan men de sociale roepen van de mannetjes dan duidelijk horen. Gemiddeld bestaat een harem uit 1 mannetje en 3 vrouwtjes; andere studies hebben het over 1 mannetje met tot 10 vrouwtjes. De gemiddelde leeftijd is 4 jaar (max. 16 jaar).
In de loop van het najaar zoeken ze vaak (ijs)kelders, forten, mergelgrotten en bunkers op om gezamenlijk de winter door te brengen. In sommige overwinteringsplaatsen zitten kleine aantallen dwergvleermuizen tussen deur- en raamlijsten.
- Benieuwd waarom vleermuizen ondersteboven hangen? Je leest het in Wat een vraag!
- Bekijk hier een filmpje over de gewone dwergvleermuis.
- Paul kreeg ook bezoek van een sabelsprinkhaan, dit is zijn verhaal.