Stel je een vrouw voor die vrolijk de telefoon aanneemt en even later op de grond ligt met de telefoon nog in haar hand, starend naar wat rendiermos op een plankje. Kort daarna gaat ze uit eten in een Chinees restaurant.
Stel je een vrouw voor, die met een havik op haar arm door het park loopt en angstig wegduikt achter bomen en struiken als een passant opduikt.
Stel je een vrouw voor die zegt: “De dag dat ik met Mabel op pad ging had ik mijn verslaving gevonden. In zekere zin was die desastreus, alsof ik een naald had gepakt en heroïne in mijn lijf had gespoten.”
Stel je een vrouw voor die roepend en hijgend door een stuk ruig grasland rent. Verwilderd haar, modder op haar kleren, schrammen op haar handen, een stroompje bloed dat over haar gezicht vloeit.
Die vrouw is Helen Macdonald. En Mabel is een havik die in een kartonnen doos zat toen ze die ophaalde in een haven. Samen, en niet te vergeten schrijver Terence Hanbury White, die ook Harry Potter-auteur J.K. Rowling inspireerde, spelen ze de hoofdrol in De H is van havik, een non-fictieboek dat Macdonald schreef na het onverwachte overlijden van haar vader. Macdonald is een ervaren valkenier, maar ook schrijver, illustrator en ze is verbonden aan de afdeling wetenschapsgeschiedenis en filosofie van de Universiteit van Cambridge.
In De H is van havik beschrijft ze hoe ze kort na de dood van haar vader een havik probeert te trainen. Bij vlagen is het pure poëzie: ‘De havik vulde het huis met wilde natuur zoals een vaas lelies een huis met geur doordrenkt.’ Maar het boek heeft ook een rauwe, duistere zijde, want als lezer merk je al snel dat Macdonald vlucht voor de werkelijkheid. De havik, die ze ergens beschrijft als ‘een gevallen engel’ beheerst haar leven: ‘Ik moest me in de wilde geest van de havik verplaatsen om haar te temmen.’
Haar wanhopig verlangen het verleden vast te houden, de liefde van haar vader die ze mist; op de schouders van havik Mabel rust een zware plicht dit allemaal te compenseren. Macdonald identificeert zich steeds meer met de havik om haar vader niet los te hoeven laten: ‘Met de havik jagen voerde me naar de grenzen van het mens-zijn.’
Als lezer, waardoor je een onafhankelijke toeschouwer bent, zie je veel eerder de verwildering dan de schrijfster zelf, want pas ver in het boek noteert ze: ‘Ik heb mijzelf in een havik veranderd. Ik was nerveus, extreem lichtgeraakt, paranoïde, ik at gulzig of helemaal niets.’ Macdonald keek naar de wereld door haviksogen, en dan kijk je als een roofdier zonder mededogen want een havik is ‘850 gram dood in een jas van veren’.
Het boek is niet alleen een zinderend verhaal van een wanhopig kind dat haar vader verloor, het is ook een wervelende ode aan de havik. Omdat Macdonald helemaal één wordt met de havik vang je even een glimp op van een wereld waar je als mens nooit komt. Uiteindelijk dringt het tot de schrijfster door dat de havik haar vader niet kan laten herleven, dat ze een mens is: ‘Handen zijn er om andere mensenhanden vast te houden. Ze zijn niet bedoeld om de nek van een konijn te breken.’
Maar de H in de titel staat ook voor haviksklauw, het boek grijpt je, beneemt je de adem en beheerst je leven. En Macdonald heeft laten zien hoe gevaarlijk dat kan zijn.