Vorst of een harde gure wind. Geen weer voor een adder of ringslang. Hoe kan het eigenlijk dat slangen, die via zonnewarmte hun lichaamstemperatuur op peil houden, de soms barre Nederlandse winters overleven?
In tegenstelling tot bijvoorbeeld mensen, zijn reptielen zoals slangen zijn koudbloedig dieren. Dat betekent dat ze door middel van zonnewarmte hun lichaamstemperatuur op peil houden. Voor slangen zijn de winters in Nederland te koud om actief te kunnen zijn. Daarom gaan ze vanaf oktober tot het voorjaar in winterslaap, ergens onder de grond.
In Nederland leven drie soorten slangen: adder, gladde slang en ringslang. Wanneer ze ontwaken uit de winterslaap wordt sterk door de temperatuur bepaald. Wanneer in februari of begin maart het lenteachtig wordt, melden de eerste adders zich. Even later wordt de ringslang wakker. De gladde slang ontwaakt pas als laatste, meestal begin mei. Nu het zo vriest slaapt de adder rustig door.
Slapen op vorstvrije plekken
Door hun grotendeels donkere lichaam warmen ringslangen bijvoorbeeld snel op in de zon. Het hoeft dus niet heet te zijn voor ze. De koude winters overleven de slangen door te overwinteren op vorstvrije plekken. Bijvoorbeeld diep weggekropen in dijken of in verlaten konijnenholen.
De ringslang is trouwens de noordelijkste slang van Europa die nog wel eieren legt; de adder en gladde slang ‘broeden’ de eieren uit in hun lichaam waarna de jongen geboren worden met een dun vliesje dat direct breekt. Een ringslang legt eieren op plekken waar er broei is: composthopen, bladerhopen, rottende boomstammen. Door de broei ontstaat er voldoende warmte. Het dier is daarom een echte cultuurvolger: mest- en composthopen helpen de soort bij de verspreiding.
Lees ook: de ringslang maakt promotie.
Foto header: Frans Batenburg