Op donderdag 16 maart is het nieuwste Roots roofvogelboek, Roofvogels en uilen van Noordwest-Europa, gepresenteerd in Amsterdam. Afgelopen najaar en winter heb ik de andere hoofdstukken geschreven bij de serie van 31 afleveringen, die in drie jaar tijd in Roots verscheen. Tijdens het schrijven komt steeds weer de vraag bij me op: hoe word je eigenlijk een vogelaar? Zit het in je genen, of zijn het de toevallige omstandigheden in het leven die je een vogelaar laten worden? Ik besluit er iets over te vertellen tijdens de presentatie van het boek, en de daarbij horende tentoonstelling van de illustraties van Joris.
‘In mijn familie of onder mijn kinderen zijn geen vogelaars te vinden. Het zit dus hoogst waarschijnlijk niet in mijn genen. Bij mij begon de interesse voor vogels misschien wel vanuit de wandelwagen, tijdens het eendjes voeren met mijn moeder in het Jac P Thijssepark in Amstelveen. En het opgroeien in deze zeer groene gemeente werkte ook mee. Ik ben tussen drie prachtige heemparken geboren: Broersepark, De Braak en het eerder genoemde Thijssepark. Bovendien kreeg ik van mijn ouders op verjaardagen een vogelboek en een verrekijker. Daarmee ging ik geregeld op pad, vooral op de fiets. Onder andere tijdens onze vakanties in Zeeland, Limburg en Vlieland, waar veel vogels te zien zijn. Zo zag ik in Zeeland mijn eerste rode wouw, een van de mooiste roofvogels.
Via via kom ik bij de jeugdbond van natuurstudie terecht, rond mijn 12-e jaar. Het is 1973-1974. We fietsen geregeld naar de Flevopolder die dan net ontgonnen is en daar zie ik voor het eerst een mannetje roodpootvalk. Een prachtige en toen nog zeldzame roofvogel.
In die tijd ga ik ook geregeld met een schoolvriend mee naar Texel, zijn ouders hebben daar een caravan. Hier zie ik mijn eerste velduil jagen, de blauwe kiekendief en de visarend. Zijn broer is vogelaar. Ik spiek geregeld in zijn vogelboek, de Petersons of Kist, waar allemaal kruisjes bij de soorten staan. En data van zijn waarnemingen, en de plekken. In mijn Nederlandse vogelboek staan inmiddels 437 kruisjes.
In de Amsterdamse Waterleiding Duinen bestudeer in jaren het wel en wee van een familie boomvalken. En doe onderzoek naar prooien van sperwers, zo leer ik alle vogelveren kennen. Na school ga ik werken bij het IVN, een educatieve instelling die veel uitgaven maakt over de natuur. Uiteindelijk word ik redacteur van hun ledenblad. Leer steeds beter schrijven, en zie dan uiteindelijk eind 2000 een advertentie in de Volkskrant staan: Grasduinen zoekt een natuurredacteur. Alleen maar schrijven over natuur: dat is wel wat voor mij. En zo zijn we alweer 15 jaar verder.
Grasduinen heet inmiddels alweer 5½ jaar Roots. In de tussentijd heb ik vele roofvogelrijke plekken bezocht, van Finland tot Spanje, Israël tot Schotland. Ruim drie jaar geleden krijg ik via hoofdredacteur Fanny Glazenburg de illustraties van de kerkuil en torenvalk onder ogen van Joris De Raedt. Ik zie meteen dat dit speciaal is. Fanny wil wel een serie over roofvogels en uilen beginnen. Maar wie zou dat kunnen schrijven? Ach, zeg ik, ik wil het graag proberen… Uiteindelijk maken Joris en ik 31 portretten. In de loop der tijd wordt de samenwerking steeds beter. We wisselen details uit van de vogels, bepalen tevoren wat er nu echt specifiek en bijzonder is aan een soort. Zo wordt het uiteindelijke resultaat steeds mooier en completer. En het boek, dat er nu ligt, uiteindelijk ook. Een handboek voor de liefhebber, anders dan andere boeken. Met super veel details. Je bent gewaarschuwd: wie nog geen vogelaar is, wordt het vanzelf na het lezen van dit enthousiasmerende boek.’
N.B. De tentoonstelling van Joris is nog te zien tot 17 juli 2017 in Studio Mevrouw van Dale, Hannie Dankbaarpassage 5, De Hallen, Amsterdam. Vanaf dinsdag 28 maart ligt ook het nieuwe Vogelmagazine in de winkel. Abonnees van Roots hebben hem met het aprilnummer thuisgekregen.