Altijd als ik een atlas opensla of een landkaart bestudeer, zoek ik naar de witte plekken op de kaart. Plekken die ver van de bewoonde wereld liggen, en waar de fantasie nog kan rondspoken en huilen als de wind rond een vervallen huis. In Nederland zijn ze er nauwelijks meer, alleen de beide Rottums op de Wadden komen nog in aanmerking.
Ik dacht altijd dat Rottumeroog onbewoond was, maar dat is het eigenlijk pas sinds 2014, toen verdween het vogelwachtershuisje bijna in het water. De zee is een rat, knaagt en knaagt aan duinenrijen net zo lang totdat de prooi in het water glijdt. De waterdood, dat schijnt niet vervelend te zijn. Hoe dan ook, Staatsbosbeheer heeft het huisje gesloopt en nu is het onbewoond.
Rottumeroog was in mijn hoofd een magisch eiland. Op de kaart las ik namen als Sparregat en Zuiderduin, verder stond er weinig. Ik weet: wanneer er weinig op een kaart staat, dan wordt de werkelijkheid verzwegen. Ik wilde die werkelijkheid graag eens zien. Maar ook weer niet heel graag, want ik koester ook mijn dromen.
Morgen vertrek ik toch naar Rottumeroog, want dit stond niet op de kaart: het was er ooit hemel en hel want er zaten zeerovers en piraten, maar ook monniken. Ook was er in 1700 een verbannen Ierse graaf die er wilde feesten gaf. Ibiza had dus een vroege voorloper. Nu is het een eiland waar de natuur heerst, er wonen louter vogels. Wel schijnt er een karrepad te zijn met een officiële straatnaam: Jan Brandspad. Het straatnaambordje ontbreekt, helaas, daar had ik graag een foto van gemaakt.
Staatsbosbeheer (volg ook hun blog!) gaat het onbewoonde eiland weer van mensen voorzien. Mensen die vogels tellen. Maar eerst plaatsen ze dinsdag en woensdag twee expeditietenten. Dan kunnen de vogelwachters droog slapen en buiten bereik van hongerige meeuwen hun eten bereiden. Basecamp Rottumeroog heet het. Ik mag mee, ik mag er zelfs een nacht slapen. Ik hoop dat de zee die nacht geen rat is. En wie weet word ik ontvoerd door zeerovers.