Onlangs mocht ik met het Wereld Natuur Fonds naar Caribisch Nederland, voor hun campagne Seastars. Kijken naar de schoonheid en kwetsbaarheid van het koraalrif. Op het idee gebracht door een collega die vroeg of ik ook onderwaterfoto’s zou maken – waarop ik stellig ‘nee’ antwoordde – kocht ik vlak voor vertrek op Schiphol voor € 70 een kleine onderwatercamera met 5 megapixels. Toch maar eens proberen.
Op Curacao duik ik met een onderzeeër naar 60 meter diepte (zie Roots juni) en fotografeer ik met de spiegelreflex van de redactie. Eenmaal op Bonaire huur ik een duikbril, snorkel en een paar zwemvliezen. Na het afrekenen van 10 dollar voor een penning om te mogen snorkelen – de opbrengst wordt gebruikt ter bescherming van het rif – kan ik eindelijk met de onderwatercamera aan de slag.
Gehuld in badpak met daaroverheen een T-shirt om verbranding te voorkomen, stap ik van het idyllische witte zandstrand van Klein Bonaire de ruwe zee in. Balancerend aan de oppervlakte met mijn blik naar beneden gericht en mijn cameraatje in de aanslag begin ik te fotograferen. Jammer dat ik niet goed zie wát ik op de kiek zet, dat is op het lcd-schermpje moeilijk te zien. Mijn adem stokt bij het zien van een school palometa’s met hun witte lijfjes en sierlijk zwarte vinnen. Ik klik en klik…
We slapen in een hotel aan de rand van de hoofdstad Kralendijk, direct aan de Caribische Zee. Op tientallen meters lopen ligt een steiger vanwaar ik zo het water in kan. Dit keer is de zee een stuk rustiger en bovendien is dit dé plek om stoplichtpapegaavissen te zien. Maar ik schrik: er ligt veel gebroken koraal als gevolg van de orkaan Lenny, die in 1999 over de eilanden raasde. Gelukkig groeien er hier en daar weer mooie stukken pijp- en hersenkoraal én ik ontmoet inderdaad de stoplichtpapegaaivissen met hun prachtige kleuren, vlak voor en onder me. Alsof ik in een reuzenaquarium zwem. En ik klik en klik…