Leven onder de grond moet bepaald niet eenvoudig zijn. Overal aarde en zand en ook nog eens pikkedonker. Roots krijg dan ook geregeld de vraag voorgeschoteld: “Hoe vindt de mol zijn of haar weg?”
Zand overal en vooral in de ogen en oren lijkt knap irritant, maar de mol heeft daar iets op gevonden. De ogen zijn beschermd door een gordijntje van haren. Moeilijk doorheen te kijken natuurlijk, maar dat maakt weinig uit. Meer dan licht en donker ziet hij sowieso niet met zijn kraaloogjes.
De oren zijn wel belangrijk. Samen met de uiterst gevoelige snorharen zorgen ze voor de oriëntatie. En dus wordt de gehoorgangen goed beschermd door inwendige oorschelpen en een dichte vacht.
Hoe vindt een mol zijn weg?
Het geworstel met zand is natuurlijk niet het enige probleem dat een ondergronds leven met zich mee brengt. Hoe weet een mol bijvoorbeeld of het dag of nacht is? Het is daar beneden toch altijd donker? Hoe hij het weet? Niet. Het maakt hem ook niets uit. Hij wisselt 24 uur per etmaal een paar uur activiteit altijd af met een paar uur rust. Nacht of niet.
Slimme aanpassingen
Ook voor het bewegen in een nauwe gang zijn slimme aanpassingen nodig. Vooruit lijkt nog te doen; dankzij tot graafhanden omgevormde voorpoten weet hij zich met 12 tot 15 meter per uur door de bodem te graven. Een deel van de grond gooit hij met de voorpoten naar achteren, de rest gebruikt hij om wanden en plafond mee te verstevigen. Vooruit lukt dus opperbest, maar wat te doen als er opeens een vijandig sujet zoals een vossensnuit of obstakel van voren verschijnt? En koprol maken lukt alleen in een toevallig wat bredere gang maar zelfs dan is er het risico van muurvast komen te zitten. Achteruitlopen lijkt evenmin aan te bevelen. Tegen de haren in lopen betekent immers een vacht vol zand. En dus – de natuur is vernuftig – kunnen de haren kantelen in de vacht. En juist daarom zit een mol zelf nauwelijks onder het zand, ondanks al dat gegraaf.
Flinke eter
En dan is er nog het grootste probleem van het ondergronds leven; hoe vindt en vang je prooien. Een mol is een flinke eter en heeft dagelijks naar schatting de helft van zijn lichaamsgewicht en daarmee zo’n 50 gram aan regenwormen, kevers en insectenlarven nodig. Een kwestie van oprapen. Molengangen zijn vallen. Het eten valt gewoon door het plafond. Al patrouillerend vindt de mol het en hap, slik, weg. Is de buit groot genoeg, dan stopt de mol met graven.
Dat geldt niet voor jonge mollen. In de nazomer zijn ze zelfstandig en gaan op zoek naar een eigen territorium. Een gevaarlijke tijd omdat ze dit boven de grond of in oppervlakkige gangen doen. De gangen, ‘mollenritten’, zijn makkelijk te ontdekken.
Wist je trouwens dat een mol ook goed kan zwemmen?
Meer over de mol lees je op de website van Zoogdierverening.
Iedere maand beantwoorden we in Roots vragen van lezers in de rubriek ‘Wat een vraag’. Je kunt ook zelf een vraag met foto insturen via info@rootsmagazine.nl.