We hebben het eeuwen zonder de wilde kat moeten stellen; in de middeleeuwen verdween hij uit Nederland. Maar natuurbeschermers in Zuid-Nederland richten het landschap nu zo in, dat hij zijn leefgebied stapje voor stapje kan vergroten. Je leest er alles over in Roots juni – hier een voorproefje.
In de vroege middeleeuwen werden bossen gekapt en de wilde kat werd waarschijnlijk stevig bejaagd. “Mensen houden vaak niet zo van roofdieren, zeker niet in die tijden”, zegt Hettie Meertens, ecoloog bij ARK Natuurontwikkeling. In meer dunbevolkte en afgelegen gebieden van Europa hield de wilde kat wel stand. “In de Belgische Ardennen en de Duitse Eifel leven inmiddels zo veel wilde katten dat ze zich gaan verspreiden, ook naar Nederland, waar hij vooral in Zuid-Limburg aan een voorzichtige opmars bezig is.”
Wat wil de wilde kat?
In 2003 werd in Nederland een aangereden wilde kat gevonden en in 2006 was er een waarneming met een cameraval. Ergens rond die tijd zijn de eerste dieren Nederland waarschijnlijk weer binnengeslopen. Meertens: “Sinds 2013-2014 worden ze elk jaar op camera gezien. Ze leven met name rond het Vijlenerbos en het Bovenstebos in het zuid-oosten van Limburg, maar hun leefgebied schuift langzaam op naar het noorden.”
Om de nieuwkomers een handje te helpen, werkt ARK Natuurontwikkeling samen met Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Limburgs Landschap, landgoedeigenaren en boeren aan een ‘groene loper’ voor de wilde kat. Doel: het landschap zo katvriendelijk mogelijk maken.
Bos en ruig grasland
Waarmee maak je het zo’n dier naar de zin? Wilde katten houden ten eerste van bos. Het liefst oud bos, met omgevallen bomen en overwoekerde wortelholtes, waar ze slaapplaatsen en verstopplekken vinden. “Het hoeft niet eens een heel groot aaneengesloten bos te zijn”, zegt Meertens. “We zien ze vaker opduiken in kleine bosjes, vooral als die omringd zijn door ruig grasland.”
Dat is hun tweede wens: grasland met veel struweel om op (woel)muizen te jagen. “We laten grasland ‘verruigen’ door begrazing te verminderen en bemesting te stoppen, zodat grassen en bloemen tot bloei en zaadzetting komen. Dat zaad is voedsel voor muizen. Op zulk grasland kunnen ook struiken opschieten, dat geeft extra beschutting. We planten daarnaast brede corridors aan om geschikte leefgebieden te verbinden. Belangrijk is dat je niet alleen bomen plant; dat zijn de eerste jaren alleen nog recht opgaande stammen, maar voor de wilde kat heb je vooral veel struikvegetatie daartussen nodig. Uiteindelijk gaat het om een mozaïeklandschap van bos en veld waar ook andere soorten van profiteren, zoals marters, de hazelmuis en de grauwe klauwier.”
Tekst: Paul Q. de Vries
Foto bovenaan: Karsten Reiniers / Ark Natuurontwikkeling
In Roots juni lees je veel meer over de wilde kat – ook over hoe hij precies verschilt van de huiskat.
Meer comebacks
- Vele jaren lang deed de mens zijn uiterste best de lynx weg te pesten uit zijn leefgebieden in westelijk Europa. Die tijd is gelukkig voorbij: allerlei natuur organisaties helpen de prachtige katachtige aan een comeback. Natuurfotograaf Edwin Giesbers volgde de herhuisvesting van een lynxendrieling.
- Na de wolf werd vorig jaar mei ook een goudjakhals overdag gezien in Nederland. Én voor het eerst vastgelegd op bewegend beeld. Van de week liep er zomaar een langs een akker waar een boer bezig was. Die legde het dier als eerste vast op zijn telefoon – en kenners bevestigden de waarneming.
- De zeearend doet het opvallend goed in Nederland, maar ook de steenarend is in Europa bezig met een opvallend opmars. Dat is bijzonder, want van steenarenden weten we dat die in het verleden alleen op zeer verlaten plekken tot broeden kwamen. Maar sinds de late jaren 90 breidt de populatie zich vanuit het noorden langzaam over Europa uit. In Denemarken broeden inmiddels drie paren en er vliegen vijftien individuen rond. En die vogels zwerven uit. Zo was vorig jaar maandenlang een tweedejaars vogel op de Veluwe aanwezig. Wie weet volgt de steenarend de zeearend hier in de toekomst op als broedvogel.