Putters behoren tot de favoriete vogels van redacteur Paul Böhre. De afgelopen weken kwettert er een grote groep van deze prachtige gekleurde vogeltjes voor zijn slaapkamerraam.
Iedere ochtend worden we de laatste weken wakker door het heerlijke gekwetter van ongeveer 30 puttertjes. Hoe leuk is dat? In onze straat staan opvallend veel berken. De hele winter peutert deze groep al aan de knoppen en zaden. Soms in gezelschap van barmsijzen, kleine barmsijzen of sijzen. In zo’n gemende groep hoor je helemaal de meest grappige geluiden. Maar gedurende de winter was de groep wel een stuk kleiner dan nu. Nog niet eerder zag ik bij ons in de buurt zo’n grote groep putters als deze week: ik telde er 34. Blijkbaar hebben ze het voorjaar in de kop, en kwetteren ze er met z’n allen flink op los. Een bijzonder aangenaam geluid.
Grappig detail: iedere keer als ik een of meer putters zie, moet ik weer terugdenken aan mijn eerste waarneming van dit bizar mooi gekleurde vogeltje. Ik loop met vriend Wieger dagelijks naar onze lagere school aan de Groen van Printererlaan in Amstelveen, en dat is al pittig lang geleden, ik schat rond het jaar 1970. Onderweg passeren we een rijtje hoge elzen langs de Keizer Karelweg, in het najaar hangen die vol elzenproppen. En dan hoor ik op een dag voor het eerst van mijn leven de zo kenmerkende zachte tjilpende, kwetterende en trillende zang van de putter. Na enige speurwerk zien we ineens een groepjes van deze vogeltjes acrobatisch bungelen aan de elzenproppen. Met hun priegelige snaveltjes peuteren ze de voedzame zaden eruit. Ongelooflijk, zo dichtbij huis. In het volwassen kleed zijn het onmiskenbare vogels, met hun kleurrijke verenkleed met rood, wit en zwart getekende kop en zwarte vleugels met een brede gele baan, witte stuit en zwarte staart. Eenmaal op school vertellen we het enthousiast aan onze meester, die de vreugde in een mokerslag terugbrengt naar 0: “Een putter in de stad, dan kan helemaal niet. Die zie je alleen op het boerenland.” Baf.
Onervaren als ik ben, besluit ik die middag terug te keren naar de plek, gewapend met de verrekijker van mijn vader en het vogelboek Wat vliegt daar? De vogeltjes zitten er nog. De determinatie wordt keihard afgerond. Die meester kan me wat, weet er dus niks van. Wat me een enorme kick geeft: de zelfontdekking van mijn eerste putter, even later volgt dan ook een vet kruis in mijn vogelboek. Daarna volgen er nog vele andere kruisjes bij de soorten in Nederland, de teller staat inmiddels op 437. Maar de putter is nog steeds een van mijn grote favorieten.
PS. Putters zijn de laatste decennia flink toegenomen in Nederland, onder andere door nieuw aangelegd stedelijk groen en wegbeplantingen. Een deel van de populatie blijft ’s winters hier in Nederland en in België, aangevuld door vele trekvogels uit het buitenland.