Een bekend beeld: een aalscholver op een paal met gespreide vleugels. Waarom doen aalscholvers dit en waarom doen andere watervogels dit veel minder?
De aalscholver heeft niet zo’n goede waterafstotende vetlaag als de meeste andere watervogels. Daarom moet de aalscholver na elke vissenjacht even in het zonnetje gaan zitten met gespreide vleugels, om te drogen. Dat klinkt vreemd voor een watervogel: een verenkleed dat niet zo goed water afstoot. Maar dit nadeel is ook gelijk een voordeel. Want zo kan deze vogel langer onder water blijven, zonder dat de opwaartse druk (van een waterafstotend verenkleed) het dier naar boven zou werken.
Lantaarnpalen zijn favoriet als droogplek: ze zijn doorgaans makkelijk om aan te vliegen en de lamp biedt een relatief groot oppervlak voor zijn grote zwemvliespoten. En op grote hoogte heeft hij goed zicht op mogelijke vijanden.