Een walvis is een zoogdier, geen vis. Toch gebruiken we in het Nederlands het woord ‘walvis’. Waar komt dat woord eigenlijk vandaan? Roots zocht het uit.
Het lijkt onlogisch om een walvis een ‘vis’ te noemen. Het is immers geen vis, maar een zeezoogdier. Ook het woord ‘wal’ klinkt daarom vreemd. Want een walvis leeft niet op de wal maar in het water. ‘Wal’ komt waarschijnlijk van het Oudgermaanse ‘hval’, dat ‘wiel’ betekent, weet Arthur Oosterbaan, conservator bij Ecomare. Hij onderzocht de herkomst van het woord.
De verwijzing naar het wiel komt van de draaiende beweging die een walvis maakt als hij aan het wateroppervlak ademhaalt. Het achtervoegsel ‘vis’ is waarschijnlijk toegevoegd ter verduidelijking dat het om een zwemmend beest gaat. In veel andere talen ontbreekt deze toevoeging. Denk bijvoorbeeld aan het Engelse ‘whale.’ In het Noors, Deens en Zweeds wordt een walvis nog altijd ‘hval’ genoemd.
3 andere verwarrende dierennamen
1. De ijsvogel gedijt slecht bij kou. Als de rivieren bevroren zijn, sterft hij aan een voedseltekort. Zijn naam is waarschijnlijk een verbastering van het Germaanse ‘Eisen’ dat slaat op de metaalachtige kleur van het vogeltje.
2. In het Oudnoors werd de marterachtige veelvraat ‘fjelfross’ genoemd, wat bergkat betekent. Hoewel hij een opportunistische carnivoor is die af en toe wat groente meepakt, zegt zijn naam dus niets over buitensporig eetgedrag.
3. Middeleeuwse volksgeneeskundigen gebruikten de pissebed om urineproblemen en bedplassen op te lossen. Hier dankt dit beestje haar oneerbiedige naam aan. Zelf hoeft ze namelijk nooit te plassen omdat het via haar pantser verdampt.