Het is misschien wel een van onze gezelligste zangvogeltjes: de altijd vrolijke kneu. Vanaf begin april keren ze weer terug uit het zuiden en zijn dan meteen gezellig aanwezig in het land. Ze kwetteren onderling heel wat af, en vliegen en broeden het liefst in knusse groepjes bij elkaar.
Kneuen kennen een ruime verspreiding over het land. Maar hoge aantallen zijn schaars. In de duinen van Zeeland tot en met de Waddeneilanden zie en hoor je ze het meest. Kneuen vinden daar volop doornige struiken zoals duindoorn, meidoorn en braam om in te broeden. Ze broeden vaak half-kolonievormig en zoeken hun voedsel buiten de territoria in de soortenrijke begroeiing in de omgeving. Ze vliegen daar soms flinke stukken voor uit de buurt.
Vrolijke kneu
Kneuen zijn vaak te zien in groepjes, waarbij de vogels er lekker op los kwetteren. Een man kneu in prachtkleed is bijzonder mooi. Heeft een fraaie karmijnrode borst en ‘baret’. Vrouwtjes en onvolwassen vogels hebben een zwak gestreepte borst en kruin en hebben geen rood in het verenkleed. Hun snavel is kegelvormig, waarmee ze vooral de zaden eten van kruiden en grassen. Wilde soorten, maar ook cultuurgewassen zoals koolzaad, mosterdzaad en lijnzaad. Vroeg in de lente zijn vogelmuur, veldkers, vroegeling en varkensgras belangrijke voedselbronnen, later ook paardenbloem, brandnetel, distel en kaardenbol. Ook de nestjongen eten uitsluitend zaden.
Broedkolonie
Vanaf april keert de kneu terug uit zuidwest-Europa, waar ze overwinterd hebben. Vanaf half april gaan ze broeden. Ze hebben twee tot drie broedsels per jaar met meestal 4-6 eieren. De broedduur is 12-13 dagen. Hun nest bouwen ze vaak in laag en middelhoog struweel met uitstekende takken, liefst in doornige struiken, niet te dicht en niet te open. Ze broeden graag in semi-koloniaal verband. Ze zijn niet erg territoriaal, soms meerdere nesten in een struik. De jongen zitten 12-17 dagen op het nest. Na het uitvliegen krijgen ze nog een tijdje begeleiding van de ouders.
Gezellig zaadeter
Het talrijkst zijn kneuen in de duinen en in akkerbouwgebieden met hagen, maar ze broeden ook op plekken met jonge aanplant, oude struikheide met opslag en soms stedelijke bebouwing (tuinen, jonge groenvoorziening). Vanaf juli vormen zich groepen op voedselrijke plekken. Na het broedseizoen vanaf half september begint de najaarstrek tot eind oktober met een piek rond half oktober. De voorjaarstrek begint ongeveer half maart en loopt tot begin mei, met een piek rond half april.
Vind je vogels kijken leuk, dan is het boek Roofvogels en uilen van Noord-West Europa wellicht iets voor jou. Of het Roots Vogelmagazine!
Foto bovenaan: Paul Böhre. Paartje kneuen, het vrouwtje verzamelt nestmateriaal.