Roots werkt aan een boswandelgids. In die gids (verschijnt dit najaar) komen ook allerlei bosbewoners aan bod, denk aan de hazelworm. Tijdens het maken van verschillende bostochten realiseert Roots-redacteur Daniël Mulder zicht dat een bos talloze parallelle werelden en levensvormen bevat, daarvoor hoef je de kosmos niet te bestuderen met telescopen.
Eerst lag er een dode op het wandelpad in het bos. Hij, of zij, dat weet ik bij hazelwormen nooit zo goed, was ook al ontdekt door een legertje bosmieren, die zich vooral concentreerden op de kop. Waarom kon ik niet goed zien, maar soms is niet weten beter dan weten. De rest van de hazelworm glom nog. Bruingoude tinten in de zomerzon. De grens tussen de schoonheid van het leven en de schoonheid van de dood is vaak griezelig dun. Zo dun dat ik twijfel of er wel een grens is. Volgens mij is het vergelijkbaar met een grens tussen twee landen, meestal onzichtbaar en je steekt die over zonder dat je het beseft.
Verder ging het, over de paden van landgoed Warnsborn bij Arnhem. Het weer wilde maar geen weer worden, alsof het geen zin had op te staan.
Muisstille ringslang
Plotseling verscheen er een geest. Gehuld in een waas van grijs gleed de kronkelende geest het zandpad over, zo de berm in. Ik was er vlakbij en snelde er heen, zeker wetend hem daar nog te zien. Niet dus. Weg. Opgelost. Ik vermoed dat het een ringslang was, een forse ook. Zeker één meter. Maar die ringslang hield zich nu muisstil onder het dorre bladerdek van de vorige herfst. Ik vroeg mij af hoeveel onzichtbare ringslangen en hazelwormen je zo passeert op een wandeltocht.
Inmiddels weet ik: een bos bevat talloze parallelle werelden, daarvoor hoef je de kosmos niet te bestuderen met telescopen.
Geritsel. Een lijfje schoot weg in een zwarte nis in het bladerdek op de grond. Ik dacht weer aan de kosmos en aan zwarte gaten die toegang bieden tot een nieuw universum. Ik bleef staan en gluurde naar de ingang waar een onbekende levensvorm zich verborg. Het duurde niet lang of onze werelden schoven in elkaar: een aardmuisje piepte naar buiten. Eerst de kop. Daarna waste het even snel het gezichtje met zijn schattige pootjes. Het maakt blijkbaar geen verschil uit welke wereld je komt, bij het zien van daglicht was je eerst even je gezicht. Dat is een geruststellende gedachte.
Na het wassen begon het muisje wat te scharrelen rond zijn holletje. Dat deed hij, of zij, dat weet ik bij aardmuizen nooit zo goed, op het argeloze af. Alsof er alleen maar leven bestaat en geen dood.